Sint Laurenskerk 

 

SINT LAURENSKERK, Grotekerkplein 27, 3011 GC ROTTERDAM
info: 010 413 14 94
LOCATIE, bereikbaar met: N.S. + metro Rotterdam­-Blaak, tram 21 en bus 48


Organist: Hayo Boerema


Het hoofdorgel

De vroegste gegevens melden dat reeds in 1426 in de voormalige parochiekerk een orgel aanwezig was dat bespeeld werd door de priester, Mr. Gerijt van der Meer. Hij genoot hiervoor in dat jaar een traktement van zeven ‘Beyersche guldens’ uit de stadskas. Ook namen de kerkmeesters zich voor in de jaren 1467 en 1468, dus in het nieuwe kerkgebouw, op Hemelvaartsdag orgelspel te doen plaatsvinden. De organist krijgt in dat jaar zeven ‘Wilhelmusschilden’ uitbetaald.

Een tweede, kleiner orgel (koororgel) in de nieuwe Laurenskerk was er reeds vóór 1532; van dit orgel is een afbeelding bewaard gebleven op het bekende schilderij van Anthonie de Lorme (1657). Dit orgel diende ter begeleiding van het koorgezang en bij feestelijke promoties van de leerlingen van der Latijnse school. Het stond op een galerij op dezelfde plaats als waar zich nu het Transeptorgel bevindt.

In het jaar 1641 viel het belangrijke besluit tot de bouw van een geheel nieuw instrument door Hans Goltfuss uit Antwerpen. Dit nieuwe hoofdorgel met vierenveertig stemmen, verdeeld over drie handklavieren en vrij pedaal, kwam in 1644 gereed en werd geroemd als een goed en krachtig werk.

Tot aan de vooravond van de Franse Revolutie deed dit instrument dienst, om dan te worden opgevolgd door het grote viermanuaals orgel, dat, vanaf de aanvang van de werkzaamheden in 1790 door Andr. Wolfers tot 1845, een grillige bouwgeschiedenis had. De roerige tijden (waardoor gebrek aan fondsen) en tegenspoed bij de bouw zorgden ervoor dat achtereenvolgens Heinemann, Freytag en Meeree het werk moesten voortzetten. Het was eerst in 1828 voltooid en werd reeds in 1845 door Bätz verbeterd en uitgebreid tot tweeënzeventig registers. Het heeft dienst gedaan tot aan de grote katastrofe van 14 mei 1940. De organisten van dit Laurensorgel waren: Jacob en Bartholomeüs Tours, Johannes Robbers, Samuel de Lange Sr., Marinus Hendrik van ’t Kruys, Hendrik de Vries en Jan Hermanus Besselaar Jr.

Het transeptorgel

De drie fases van de herbouw van de kerk werden gemarkeerd door de bouw van een orgel in ieder van de gereedgekomen kerkruimten. Bij het voorlopig gebruik van het transept voor de zondagse eredienst werd gekozen voor een blijvend middelgroot instrument dat voldoende krachtig moest zijn voor de gemeentezang in het transept, en dat later als tweede instrument in kleinere diensten en voor een meer intiem concertrepertoire dienst zou kunnen doen. De prachtige kas van het voormalige orgel van de Bartholomeüskerk in Schoonhoven werd met recht aangewend als uitgangspunt voor het te bouwen orgel: de afmetingen kwamen grotendeels overeen met het door de Lorme afgebeelde koororgel. Met de fa. Marcussen & Son te Aabenraa, Denemarken werd een plan ontwikkeld om deze kas voor het gestelde doel in te richten. Men kwam door een zeer compacte opstelling tot een driemanuaals instrument. Een rugwerk werd aan de originele kas toegevoegd, en een nis achter het instrument uitgespaard voor de twaalf grootste pijpen van de Spitsgedekt 16′ van het Pedaal.

Het transeptorgel telt tweeëndertig registers verdeeld over Hoofwerk, Rugwerk, Borstwerk en Pedaal. Het kan worden beschouwd als het laatste werk, en tevens ‘chef-d’oeuvre’ van Sybrand Zachariassen, toenmalig leider van de fa. Marcussen & Son. Het instrument werd bekostigd uit een gift van de Duitse steden Hamburg, Bremen, Keulen, Düsseldorf en Duisburg op instigatie van Rotary West-Duitsland. Bij het gereedkomen van dit orgel schrijven we het jaar 1959.

Het koororgel

Bij de beëindiging van de tweede fase rees als vanzelf de vraag  naar een bescheiden instrument in de koorruimte, zo opgesteld  dat muzikaal contact tijdens kleinere  plechtigheden als avondmaalsvieringen,  avondgebeden, huwelijksinzegeningen e.d. beter mogelijk zou zijn dan bij het  transeptorgel  het geval  was. Het behoeft geen betoog  dat  zo’n instrument ook in het meer kamermuzikaal verband van begeleiding en continuospel onschatbare diensten kan  bewijzen.
Ditmaal was er een antieke kas beschikbaar in de Chr. Gereformeerde Kerk van Bunschoten, oorspronkelijk afkomstig  uit een Oud-Katholieke schuilkerk in Amsterdam, de passende  behuizing van het overigens geheel nieuwe instrument. Het telt  acht sprekende stemmen, het pedaal is aangehangen met een  uitschakelbare pedaalkoppel en een tremulant.  De firma  Marcussen bouwde het orgel in 1966.

Hayo Boerema

Hayo Boerema werd geboren in 1972 in Groningen. Aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag studeerde hij orgel (bij Johan Th. Lemckert) en kerkmuziek (bij Marijke van Klaveren). Tevens behaalde hij er zijn Aantekening Improvisatie (bij Jos van der Kooy). Aan het Rotterdams Conservatorium studeerde hij koordirectie (bij Barend Schuurman). Verdere improvisatielessen volgde hij bij Jos van der Kooy en Naji Hakim te Parijs.  Bij Ben van Oosten specialiseert hij zich in het Frans-symphonische repertoire. Naast de concerten in het binnenland maakte hij concertreizen naar Spanje, Duitsland, Finland, Noorwegen en    Frankrijk. In 1998 was hij finalist van het Internationale Orgelimprovisatieconcours te Haarlem en in datzelfde jaar won hij het Internationale Orgelimprovisationswettbewerb ‘Anton Heiller’ te Wenen.In juli 1999  won hij de ‘Johann-Pachelbel-preis’en tevens de publieksprijs van het Internationale Improvisatieconcours te Neurenberg. In oktober 1999 werd hij winnaar van het ‘3ième Concours Internationaux de la Ville de  Paris’. In 2001 won hij de 2e prijs op het St Albans International Organ Festival.